- make
- n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord〉1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:1 a famous make of dress • een jurk van een beroemd merk2 a man of your make • een man van jouw slagII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉1 fabricage ⇒ vervaardiging2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij3 〈elektriciteit〉sluiting 〈van stroomcircuit〉♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaat¶ 〈slang〉 on the make • op (eigen) voordeel uit, op winst uit; op de versiertoer 〈van man/vrouw〉that young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make2〈made, made [meed]〉I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 doen ⇒ zich gedragen, handelen2 gaan ⇒ zich begeven3 op het punt staan4 〈kaartspel〉de slag maken/winnen ⇒ houden♦voorbeelden:1 〈informeel〉 make like a lion • een leeuw imiteren/spelen/nadoenmake as if/though • doen alsof; op het punt staan2 make after someone • achter iemand aan gaanwe were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen3 they made to depart • zij stonden op het punt te vertrekken4 my ace made • mijn aas hield¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈winst〉, hebben 〈succes〉; lijden 〈verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)6 schatten (op) ⇒ komen op7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈trein〉; zien, in zicht krijgen 〈land〉; bereiken 〈rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈ploeg〉11 doen 〈met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈onderzoek〉; geven 〈belofte〉; nemen 〈proef〉; houden 〈redevoering〉12 opmaken 〈bed〉13 versieren ⇒ 〈in het bijzonder〉 naar bed gaan met14 〈informeel〉tot een succes maken ⇒ het hem doen, de finishing touch geven15 〈elektriciteit〉inschakelen ⇒ sluiten 〈stroomcircuit〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier maken〈figuurlijk〉 show them what you are made of • toon wat je waard benta bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kan2 John made her his wife • John trouwde haarthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaakt3 make a lot of money • veel geld verdienenmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half acht7 a hundred pence make a pound • honderd pence is een pondthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willen8 this boy will never make a musician • deze jongen zal nooit een musicus wordenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baan9 make a few more miles • nog een paar mijl afleggen10 make an appointment • op tijd zijn voor een afspraakafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/met14 the dark colours make the picture • de donkere kleuren maken het schilderij afmake something of oneself • succes hebben 〈in het leven〉¶ this fool can make or break/mar the project • deze gek kan het project maken of brekenthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake the most of • er het beste van maken; zoveel mogelijk profiteren vanmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen
English-Dutch dictionary. 2013.